Het is vrijdagmiddag, 25 april 2014 om precies te zijn. Ik bevind me op de IJsseldijk op weg naar Gouda. Donkere wolken pakken zich samen boven de zuidwestelijke hemel, ik trap straf door in de hoop eventuele regen voor te blijven. De matige tot krachtige oostenwind staat vol op kop en ruist door de gaten van mijn helm.
Net na de passage van Ouderkerk aan den IJssel zie ik als ik opzij kijk in mijn ooghoeken iets naderen. Altijd vervelend, een beter getrainde wielrenner die je fluitend voorbij komt rijden. Ik schakel nog een tandje bij in de hoop niet alleen de bui maar ook de andere wielrenner voor te blijven. De wind blijft stug doorstaan en in leg mijn onderarmen op het stuur in de hoop dat ik met nog minder weerstand, maar met nog meer pijn in mijn veel te stramme benen, nog net even wat meer snelheid maak. Mijn kin hangt bijna op mijn witte stuurlint. De teller loopt van 29 op naar 31. Niet gek na 1,5 week niet trainen en wind tegen.
Ik kijk nog eens nonchalant opzij. Verrot, de andere fietser is toch echt dichterbij gekomen. Zal ik de benen stil houden en doen of ik aan het strekken ben? Dan is de passage minder lullig. Nee ik wil me niet laten kennen en rij toch maar door. De weg maakt een bocht met de rivier mee terwijl ik een houtzagerij passeer. Een auto passeert en ik kan mee in de slipstream. Even waan ik me een renner in de tour. Tussen de auto’s probeer ik terug aansluiting te vinden met het peloton. Mijn ploegleider, zo te zien een wat oudere vrouw, loodst me langs de houtzagerij. Maar erna trekt ze weer op en haalt me uit mijn droom, ik sta er weer alleen voor.
De andere fietser zit nu vlak achter me, er is geen redden meer aan! Soms moet je je meerdere erkennen in de beter getrainde fietser, zo is het nu eenmaal. Meestal is het ook nog een gepensioneerde betere wielrenner die dan voorbij komt. Om het extra pijnlijk te maken, denk ik. Nou laat die witte baard maar komen! Naast me zie ik een dikke band tevoorschijn komen. Een dikke band? Wat gaan we nu beleven? Ik kijk opzij en zie een gereformeerde kop, een slungelig lijf, een foute spijkerbroek met niet bijpassende schoenen, een nietszeggende jas en een leren schooltas achterop onder de snelbinders. Haar strak in het gelid. De kop is niet enkel gereformeerd, maar ook triomfantelijk. Hemeltergend triomfantelijk om precies te zijn! Verbouwereerd houd ik mijn benen stil en laat hem passeren. Dan pas zie ik het, tussen zijn slungelige benen, aan het frame, zit een dikke doos. Meestal zitten ze onder de bagagedrager, maar deze beste jongeman heeft hem op zijn frame tussen zijn benen zitten. De batterij. Meneer heeft een batterij! Meneer rijdt met een motortje, die hij in tegenstelling tot Fabian Cancellara niet eens goed verstopt heeft! (voor deze stelling heb ik geen bewijzen). Dit gaat echt te ver, dat oudere mensen een duwtje in de rug goed kunnen gebruiken prima, al frustreert het ook dat je die tegenwoordig nog maar met moeite kunt inhalen. Maar een gezonde boeren gereformeerde polderjongen moet toch zonder motortje naar huis kunnen fietsen zonder wielrenners in te halen? Toch? Het zou zo moeten zijn…
Als verslagen renner zet ik mijn route voort, fietsen zal nooit meer zo zijn als het geweest is. Gelukkig blijf ik de buien uiteindelijk wel voor, die wel, die houden zich tenminste nog gewoon eerlijk aan de natuurwetten…